B.1. Introductie tot het Cardiovasculaire Systeem (=CVS).

A. Functie van de CVS:
1.

Het doel van het cardiovasculaire systeem (= CVS) is dat het bloed door alle organen en weefsels van het lichaam stroomt.

2.

Deze doorbloeding is nodig om alle organen en weefsels te voorzien van zuurstof en voedingsstoffen en om afvalstoffen eruit te halen.

3.

De CVS bestaat uit de volgende belangrijke onderdelen:

  1. het hart (= cardio) en de vaten (= vasculair):
  2. de slagaders (=arteriën)
  3. de haarvaten (=capillairen)
  4. de aders (=venen)
4.
Het hart is de pomp die het bloed voortstuwt door het lichaam. Het hart doet dit door regelmatig te contraheren, ongeveer 70 slagen/min. Bij elke contractie ‘duwt’ of pompt het hart het bloed in de slagaders.
5.

De slagaders lopen van het hart naar alle organen. Dit zijn eigenlijk buizen die het bloed naar deze organen en weefsels transporteren. Met andere woorden, het bloed stroomt door de slagaders van het hart naar alle organen.

6.
De haarvaten (=capillairen) bevinden zich in alle organen en ontvangen het bloed uit de slagaders. Binnen de haarvaten, wisselt het bloed zuurstof en voedingsstoffen met de vloeistof in de organen en verzamelt al het afval vanuit die organen
7.

De aderen (=venen) verzamelen het bloed uit de capillairen en transporteert het terug naar het hart.

8.

Met andere woorden, het CVS-systeem is één groot cirkel met aan één uiteinde het hart (= de pomp) van de cirkel, en aan het andere uiteinde, de organen (de ontvangende deel).

B. De systemische en de pulmonale circulatie:
1.
Maar er zijn eigenlijk twee circulaties in het lichaam; de grote (ook wel ‘systemische’) circulatie en een kleinere circulatie.
2.

De kleinere circulatie transporteert het bloed naar en van de longen (= pulmones). Dit is waarom dit circulatie ‘de longcirculatie’ wordt genoemd.

3.
De functie van de longcirculatie is om zuurstofarm bloed naar de longen te transporteren waar het opnieuw wordt ge-oxygeneerd (‘gevuld met zuurstof’).
4.
Dit zuurstofrijke bloed stroomt terug naar het hart waar het dan in de systemische circulatie wordt gepompt.
5.

Met andere woorden, er zijn eigenlijk twee harten; een eerste hart dat het zuurstofrijke bloed naar de systemische circulatie pompt en een tweede hart dat zuurstofarm bloed naar de longen pompt.

6.
 Merk op dat de bloedvaten die uit het hart komen worden ‘slagaders’ genoemd en de vaten die naar het hart gaan, worden ‘aders’ genoemd.

Dit zijn cruciale weetjes!

7.
 In de systemische circulatie, zijn het de slagaders die zuurstofrijk bloed vervoeren terwijl de aderen zuurstofarm bloed terug vervoeren naar het hart.

8.
 In de longcirculatie is het andersom: de longslagaders transporteren zuurstofarm bloed naar de longen en de longaderen vervoeren zuurstofrijk bloed terug naar het hart.

C. Het rechter- en linker hart:
1.
 Dus, zoals je hierboven hebt gezien, zijn er eigenlijk twee harten, het rechter en het linker hart.

2.
Het rechterhart verzamelt het bloed uit de aderen van de systemische circulatie en pompt het naar de longen.
3.
Het linker hart ontvangt het bloed van de longaderen en pompt het naar de slagaders van de systemische circulatie.

4.

Als het hart samentrekt (=pompt), wordt deze fase systole genoemd. Na elke contractie (=systole), ontspant het hart zich weer. Dit wordt de diastole genoemd.

 

Over de functie van het hart is meer informatie beschikbaar op pagina B3: Het Elektrisch Hart en B4: Het contraherend hart.

D. De Arteriële en de Veneuze 'bomen':
1.
 Zowel de arteriële als de veneuze vaten zijn opgebouwd als een ‘boom’.
2.
Deze boom begint als een ‘stam’; wat een hoofdslagader of ader is. Dit bloedvat splitst zich vervolgens op in kleine en kleinere takken waardoor ze zich ontwikkelen tot een ‘boom’.
3.
 Het grote verschil tussen de arteriële en de veneuze boom is dat het arteriële systeem zich opsplitst op in steeds kleinere slagaders terwijl in het veneuze systeem, het omgekeerde gebeurt. Dat wil zeggen, kleinere aderen komen geleidelijk samen in grotere.

4.
Meer informatie: B.5 Het Vasculaire Systeem

E. De Capillairen:
1.
En dan eindelijk (!), de haarvaten (=capillairen). Dit zijn bloedvaten die heel klein en heel dun zijn.
2.

Deze bloedvaten zijn zo dun dat vloeistof er gemakkelijk uit kan stromen in het orgaan waar zij inzitten.

3.

Omdat vloeistof, voornamelijk water, gemakkelijk in het weefsel van een orgaan kan instromen, draagt ​​het ook zuurstof en andere voedingsstoffen, die opgelost zijn in het water, in dat orgaan.

4.

Tegelijkertijd kan er ook water terugstromen in die haarvaten. Deze stroom maakt het mogelijk afvalstoffen te transporteren naar de capillairen, vervolgens naar de aderen en uiteindelijk naar het hart.

B.1. Introductie tot het Cardiovasculaire Systeem (=CVS).

Vorige slide
Volgende slide