Pagina Inhoud:
A. Wat zijn bloedgroepen?
Na veel werk en onderzoek blijkt dat het oppervlak van de erytrocyten een antigeen bevat.
In feite weten we nu dat er honderd mogelijke soorten antigenen zijn. De overgrote meerderheid van hen is onschadelijk.
Maar er zijn twee soorten antigeensystemen die zeer cruciaal blijken te zijn:
Deze twee systemen zijn:
- het ABO-systeem
- het Rhesus systeem
Twee soorten antigenen – type A en/of type B – kunnen (of niet) voorkomen op het oppervlak van de erytrocyten.
Uit je schooltijd herinner je je misschien dat je DNA wordt opgeslagen als een set chromosomen, eigenlijk een set van 23 paren. Dit is je genotype.
6.
- Antigenen O+O = Bloedgroep O
- Antigenen A+O = Bloedgroep A
- Antigenen A+A = Bloedgroep A
- Antigenen B+O = Bloedgroep B
- Antigenen B+B = Bloedgroep B
- Antigenen A+B = Bloedgroep AB
8.
Sommige soorten komen vaker voor dan andere:
- Bloedgroep O – 47%
- Bloedgroep A – 41%
- Bloedgroep B – 9%
- Bloedgroep AB – 3%
Het is duidelijk dat je immuunsysteem geen antilichamen zal ontwikkelen tegen het type gen dat je in je chromosomen heeft. Waarom niet?
Maar je lichaam wordt blootgesteld aan de andere antigenen die je niet in je chromosomen hebt. Deze antigenen kunnen zich bevinden in het voedsel dat je eet, of drinkt, of door bacteriën enz.
Zoals je in de tabel kunt zien, zal iemand met bloedgroep A dus antistoffen ontwikkelen tegen bloedgroep B. Dit worden anti-B-agglutininen genoemd.
Iemand met bloedgroep B zal antistoffen ontwikkelen tegen antigeen A: anti-agglutinine A.
Wat gebeurt er met iemand die geen antigenen (= bloedgroep O) heeft? Hij/zij ontwikkelt anti-agglutinine-A en anti-agglutinine-B!
Waarom niet? Als het immuunsysteem antilichamen zou ontwikkelen tegen je eigen antigenen, zouden al je cellen onmiddellijk worden aangevallen en afsterven. Nee, het immuunsysteem is er om je te beschermen tegen ‘vreemde’ antigenen, niet die van jezelf!
Dit doe je door een kleine hoeveelheid bloed af te nemen, de erytrocyten van het plasma te scheiden en de erytrocyten in één portie te mengen met serum dat anti-A-agglutininen bevat en een tweede portie met serum dat anti-B-agglutinine bevat.
Na een paar minuten kun je onder de microscoop zien of de erytrocyten aan elkaar beginnen te plakken – agglutinatie. Dit betekent dat er een reactie is van de erytrocyten op de agglutinine (=antilichamen).
Dus als het bloed van het A-type is, zal het agglutineren met anti-A, maar niet met anti-B. Een bloed van type O vertoont in geen van beide monsters agglutinatie, terwijl bloedgroep AB in beide monsters agglutinatie vertoont.
De overgrote meerderheid van de mensen (85%) heeft dit D-antigeen en deze mensen worden Rhesus positief (= Rh+) genoemd.
Maar zo’n 15% heeft dit D-antigeen niet en deze worden Rhesus-negatief (= Rh-) genoemd.
Dit is het geval wanneer:
- de vader is Rh+
- en de moeder is Rh-
- en de foetus is Rh+
Gelukkig kan men, als men op de hoogte is van de Rhesus-status van de moeder, nu de vorming van Rhesus-antistoffen voorkomen door na de bevalling een Rhesus vaccin (een immunoglobuline) in te spuiten. Deze vernietigen alle Rhesus-positieve bloedcellen van de foetus die in de bloedsomloop van de moeder zijn geslopen.